Wat betekent het begrotingsakkoord-De Wever voor kmo's en zelfstandigen?
Op 24 november 2025 bereikte de federale regering een begrotingsakkoord voor de komende jaren. Wie werkt en onderneemt moet netto meer overhouden, terwijl wie vermogen opbouwt via financiële activa meer zal bijdragen. Met welke nieuwe fiscale spelregels moet je als kmo-ondernemer rekening houden?
In het federale begrotingsakkoord is er ook ruimte voor gerichte stimulansen voor investeringen, meer flexibiliteit voor bedrijfsleiders én enkele stevige bijsturingen in de personen- en vennootschapsbelasting. De diverse maatregelen moeten nog in wetteksten gegoten worden, maar de grote lijnen liggen vast.
1. Meerwaardebelasting op financiële activa
Voor het eerst krijgt België een echte meerwaardebelasting op financiële activa voor particulieren.
Vanaf 1 januari 2026 – al staat die datum momenteel nog ter discussie – zullen beleggers 10% betalen op gerealiseerde meerwaarden op aandelen, obligaties, fondsen, ETF’s, trackers en zelfs crypto, voor zover die niet beroepsmatig worden aangehouden.
De meerwaarde die tot eind 2025 is opgebouwd blijft buiten schot: de waarde op 31 december 2025 wordt de ‘startlijn’ voor de nieuwe fiscale telling. Er komt een jaarlijkse vrijstelling voor de eerste 10.000 euro winst. Minwaarden mogen binnen hetzelfde jaar worden verrekend, maar niet doorgeschoven naar later.
Heb je als kmo-bedrijfsleider een belangrijke participatie in jouw bedrijf? Dan blijft een apart kader gelden. Bij een “aanmerkelijk belang” (vanaf 20%) komt er een aangepaste regeling met ruimere vrijstellingsschijven en progressieve tarieven. Wie op middellange termijn een exit plant – denk aan de verkoop van aandelen, overname of familiale overdracht – doet er dus goed aan om de timing en structuur van zo’n deal nu al te laten doorrekenen.
2. Effectentaks: duurdere laag voor grote portefeuilles
De bestaande effectentaks wordt strenger én duurder. Het tarief stijgt naar 0,30% op effectenrekeningen boven 1 miljoen euro. Daarbij komen bijkomende meldingsplichten en antimisbruikmaatregelen die constructies of verschuivingen moeten ontmoedigen.
Voor ondernemers met een grotere beleggingsportefeuille ontstaat zo een dubbele belastinglaag: jaarlijks 0,30% op de portefeuille én 10% bij realisatie van winst. Periodieke herstructurering, spreiding en een beter geplande verkoopstrategie worden dus belangrijker dan ooit.
3. Geld uit de vennootschap halen: nieuwe puzzel, nieuwe kansen
De regering past verschillende uitkeringsmechanismen aan, maar behoudt de populaire routes met lichte bijsturingen.
- VVPRbis blijft, maar wordt iets duurder
Het gunstregime voor kleine vennootschappen blijft bestaan, maar de roerende voorheffing op deze dividenden stijgt van 15 naar 18%. Voor veel bedrijfsleiders blijft het nog steeds een interessante piste, maar het verschil met andere vormen van uitkeringen wordt kleiner.
- Liquidatiereserve wordt sneller bruikbaar
De liquidatiereserve blijft behouden, met een anticipatieve heffing van 10% bij aanleg. De wachttijd om die aan het verlaagd tarief uit te keren, zakt van vijf naar drie jaar. De eindheffing wordt licht verhoogd, zodat ook hier de effectieve belasting uitkomt op ongeveer 18%.
Voor kmo’s betekent dit meer flexibiliteit om sneller middelen naar privé te halen, bijvoorbeeld voor investeringen in vastgoed, pensioenopbouw of de financiering van privéprojecten.
4. Vennootschapsbelasting: kmo-vriendelijk, maar strenger aan de voorwaarden
Het verlaagd kmo-tarief blijft bestaan, maar de voorwaarden worden aangescherpt. Vooral de minimumbedrijfsleidersbezoldiging wordt strikter: de drempel stijgt naar 50.000 euro (plus indexering) en er komt een limiet op het aandeel van forfaitaire voordelen alle aard in de totale vergoeding.
Ook het DBI-regime wordt strenger, vooral voor grotere groepen of passieve participaties. Bovendien zou zelfs voor DBI een minimumbedrijfsleidersbezoldiging spelen om bepaalde verrekeningen te mogen behouden.
Positief is dat investeringen door kmo’s fiscaal beter worden ondersteund: verhoogde investeringsaftrekken worden verruimd en onbeperkt overdraagbaar. De afbouw van fiscale voordelen voor hybride wagens loopt verder volgens eerder vastgelegde timing: vanaf 2026 zijn enkel volledig elektrische wagens nog aftrekbaar, tenzij besteld vóór 30 juni 2023.
5. Personenbelasting en zelfstandigen: meer ruimte om te ondernemen
Zelfstandigen krijgen drie concrete hervormingen die vooral de cashflow verbeteren: een forfaitaire ondernemersaftrek, het afschaffen van de boete bij te lage voorafbetalingen en het opnieuw toelaten van degressieve afschrijvingen. Daarnaast werkt de regering aan een eenvoudiger en consistenter kader voor pensioenopbouw via VAPZ, IPT, POZ en de 80%-regel.
Voor startende ondernemers betekent dit vooral meer ademruimte tijdens de eerste jaren. Voor gevestigde kmo’s opent deze maatregel extra mogelijkheden om de optimale mix van loon en dividend opnieuw te bekijken.
6. Btw: geen algemene stijging, wél gerichte maatregelen
Er komt geen brede btw-verhoging, maar wel sectorgerichte bijsturingen. Verschillende diensten die vandaag aan 6% worden belast, schuiven op naar 12%. Denk aan hotelovernachtingen, afhaalmaaltijden, niet-alcoholische dranken en bepaalde vrijetijdsactiviteiten.
Voor bouw en renovatie blijft de overheid inzetten op lage-emissieprojecten, met stimuli voor renovatie en afbraak-heropbouw. Voor ondernemingen betekent dit dat btw-planning en correcte prijszetting cruciaal worden om marges te beschermen.
7. Nieuwe taksen en breder economisch beleid
Tussen de kleinere maar voelbare maatregelen zitten onder meer een pakketjestaks van 2 euro voor
niet-EU-webshops, een hogere vliegtaks en aanpassingen in de accijnzen, waarbij gas en fossiele brandstoffen duurder worden en elektriciteit iets goedkoper.
Daarnaast zet de regering sterk in op arbeidsmarktbeleid: strengere activering en beperkingen op langdurige werkloosheid moeten de werkzaamheidsgraad optrekken.


