De nieuwe Programmawet: wat verandert er voor jouw onderneming?

Voor bouwpromotoren en ontwikkelaars is er goed nieuws: het verlaagd btw-tarief van 6% op de verkoop van woningen na afbraak en heropbouw wordt opnieuw toegankelijker.

Tot nu toe gold deze regeling enkel voor projecten waarvoor de omgevingsvergunning vóór 1 juli 2023 werd aangevraagd, en dat tot uiterlijk 30 juni 2025. Sinds 1 juli 2025 is het 6%-tarief opnieuw structureel van toepassing, ongeacht de aanvraagdatum van de vergunning. De voorwaarden:

• De koper gebruikt de woning als enige eigen woning, met een bewoonbare oppervlakte van maximaal 175 m²;
• Of de woning wordt sociaal verhuurd;
• Of de woning wordt langdurig verhuurd aan een particulier, opnieuw met een bewoonbare oppervlakte van maximaal 175 m².

Hoewel de wet pas van kracht wordt bij publicatie in het Belgisch Staatsblad, heeft de minister van Financiën een tolerantie aangekondigd: facturen vanaf 1 juli 2025 mogen al aan 6% btw worden uitgeschreven, mits correcte vermeldingen in de verkoopakte. De vereiste verklaring 111/3 zal later digitaal beschikbaar zijn via MyMinfin.

Kleine vennootschappen krijgen te maken met wijzigingen in de fiscaliteit van dividenden.

a. Liquidatiereserves

Tot nu toe konden kmo’s een liquidatiereserve aanleggen met 10% anticipatieve heffing, en deze na vijf jaar uitkeren met slechts 5% roerende voorheffing – goed voor een totaalbelasting van 13,64%.

Nieuw is:

• De wachttermijn wordt verkort naar 3 jaar;
• De roerende voorheffing stijgt naar 6,5%;
• Totaalbelasting wordt zo 15%, in lijn met het VVPRbis-regime.

Voor bestaande reserves kun je als ondernemer kiezen: ofwel 6,5% heffing na 3 jaar, of 5% na 5 jaar. Let wel: het FIFO-principe (“First In, First Out”) blijft van kracht. Lees: wie oudere reserves wil uitkeren, moet dat chronologisch doen.

b. VVPRbis blijft ongewijzigd

Dividenden uit aandelen die sinds 1 juli 2013 via een inbreng in geld werden verworven, blijven onder bepaalde voorwaarden genieten van een verlaagd tarief van 15% roerende voorheffing vanaf het derde boekjaar.

De DBI-aftrek zorgt ervoor dat dividenden tussen vennootschappen niet dubbel belast worden. Voor kleine vennootschappen verandert er niets.

Voor grote vennootschappen (die twee van de volgende drempels overschrijden: 50 werknemers, 11,25 miljoen euro omzet of 6 miljoen euro balanstotaal), komt er een belangrijke wijziging: ze kunnen voortaan enkel nog van de DBI-aftrek genieten als hun participatie kwalificeert als een “financieel vast actief”.

Deze regel geldt ook voor meerwaarden op aandelen en treedt in werking vanaf aanslagjaar 2026.

a. Carried Interest als roerend inkomen: vergoedingen voor fondsbeheerders, gekend als “carried interest”, worden voortaan belast als roerend inkomen aan het standaardtarief van 30%.

b. Exit taks bij emigratie vennootschap: wanneer een vennootschap haar zetel naar het buitenland verplaatst, wordt dit fiscaal gelijkgesteld met een liquidatie. Dat betekent dat zowel de vennootschap als haar aandeelhouders belast worden op een fictief dividend.

c. Geen belastingverhoging bij eerste fout: maakt u als onderneming of particulier voor het eerst een te goeder trouw gemaakte fout bij een fiscale controle? Dan word je niet langer geconfronteerd met een belastingverhoging van 10%.

d. Vijfde regularisatieronde: sinds 1 januari 2024 was fiscale regularisatie niet meer mogelijk, maar er komt nu een vijfde procedure (“EBA quinquies”). De tarieven liggen 30% boven het normale belastingtarief, of 45% voor verjaarde kapitalen.

De goedkeuring van de Programmawet betekent voor veel kmo’s een aangepaste fiscale realiteit. Het loont dus de moeite om nu al samen te zitten met je boekhouder of accountant, zodat je optimaal inspeelt op deze nieuwe spelregels.